The buzz or the bees?

Nooit had ‘seizoenkracht’ Roxane Catz gedacht dat ze ‘haar’ Amsterdam op een dag zou verlaten, totdat ze de toeristenterreur beu was. Ze verruilde de stad voor een dorp tussen de weilanden. Maar bracht het haar nu direct innerlijke rust? Uhhh... nou nee.

Nog geen drie jaar woonden we in ons van top tot teen verbouwde pand aan de Amsterdamse Amstel toen we besloten dat we op een dag genoeg hadden van de alsmaar groeiende drukte, zeker daar in het hart van de stad. Het was toen onze droom om ooit naar het oosten des lands te verkassen. Mijn broer woonde er jarenlang met zijn gezin en de keren dat we tijdens vakanties op hun huis mochten passen, hadden we ons hart eraan verpand.
Toch vond ik het een te grote stap en een dierbare vriendin waarschuwde me zelfs dat ze ons dan hooguit nog twee keer per jaar met een bezoek zou verblijden. Geen bemoedigend, maar wel reëel vooruitzicht. Ik moest er eerlijk gezegd ook niet aan denken om daar weer geheel opnieuw mijn geurvlag uit te moeten gaan zetten.

Best bewaarde geheim
Zo kwam het dat we – met Amsterdam als middelpunt – letterlijk een passer gebruikten om de mogelijkheden binnen een afzienbare straal te bekijken. Manlief had het al snel gevonden: Broek in Waterland, een ruraal pareltje in het ommeland en nog geen kwartier rijden van het centrum. En jawel, er stond ook nog eens een prachtig houten typisch Broeks huis te huur, met een diepe tuin en niet eens voor de hoofdprijs. Zo konden we dit ‘avontuur’ eerst nog eens veilig aanzien. Want het was dus bepaald niet zo dat we een enorme sprong hebben gewaagd en cold turkey ergens deep down in Friesland ons geluk gingen beproeven. Met nog geen kwartier verwijderd van hartje Amsterdam, voelde het meer als schijterig één teen in een lauwwarme plas water dippen. ‘Broek’ is daarmee overigens wel het best bewaarde geheim van Nederland, want je waant je hier – zo vlakbij de grote stad – toch écht diep in het platteland, maar dan wel in een zeer aangeharkte versie.

Groener gras
Al zo’n acht jaar woon ik in er nu, en al zes jaar op een inmiddels eigen plek. Ik  weet, het klinkt als een prestatie en dat is het ook! Zeker voor iemand die – na verblijf in het ouderlijk huis – nog zo’n slordige zestien keer is verhuisd. Telkens na gemiddeld tweeënhalf jaar verkaste ik weer. Het zou toch niet per ongeluk met enige vorm van innerlijke onrust te maken hebben gehad? Het idee dat het gras verderop toch altijd nét iets groener lijkt. Nee toch? Of toch wel?
Want nog voordat onze dozen waren uitgepakt, jubelde ik het de eerste dagen van de daken. Waar we nu toch woonden! Het was alsof ik in de hemel was beland. Dat was ook niet zo vreemd. Want het was volop lente, de zon straalde dagen achtereen gul over de weilanden en de vele hortensia’s bloeiden ons in alle pasteltinten tegemoet. Ik voelde me als Alice in Waterland.
Totdat het weer omsloeg en de malse groene weilanden ineens werden overschaduwd door een groot pak grijze wolken. En zo ook in mijn hoofd leek het wel. De harde wind deed ons houten huis piepen en kraken. En terwijl ik met onze hond Happy door de zompige polder struinde, keek ik ineens heel anders naar de skyline van Amsterdam en voelde ik me terstond een stuk minder happy. Want waarom had ik mijn geliefde stad zo nodig moeten verlaten? Ik kon nu niet eens even snel op mijn fiets ergens gezellig een koffietje drinken of iets anders inspirerends ondernemen. En als ik dan toch buiten de stad wilde wonen, waarom dan niet in de bossen of bij de zee? Ik had helemaal niets met weilanden. What was I thinking?

Vreemde eend
En met deze negatieve mindset werd het er bepaald niet leuker op. Ik begon alles te vergelijken. Toen ik rond mijn 20ste in Amsterdam arriveerde, voelde ik me direct één met de stad waarin (destijds nog) álles kon. En  hier – zelfs na een paar maanden – was ik nog steeds een vreemde eend in de bijt. Zat ik nu opgesloten in dit reservaat, waar je voor iedere spijker  – die je notabene in je eigen muur wilde slaan – in drievoud een vergunning moest aanvragen. Daarnaast woonde ik ineens tussen bijna alleen maar jonge stellen (met kleine kinderen) die met een glazige blik langs me heen liepen. Ik hoorde plotseling niet meer bij de ‘hip & happening’. Hoezo confronterend?

Wellicht had ik wat meer succes bij de diverse hondenbezitters zou je denken, maar ook dat lukte niet echt. Happy had nog nooit een voortuin gehad en bewaakte deze met haar leven. Ze veranderde in een bloeddorstige leeuwin bij alles en iedereen die ze maar in haar vizier kreeg en droeg vanaf dag één niet echt bij aan onze integratie.
Het lastigste vond ik nog wel het feit dat ik ineens mijn anonimiteit was verloren en niet meer in het gedruis van de stad kon verdwijnen. In zo’n klein dorp kun je je – behalve in je eigen huis – nauwelijks nog verstoppen. Men houdt elkaar meer in de gaten en daar ben ik niet van. En ook wordt alles hier juist uitvergroot. Zoals ieder geluid. Die stilte hier versterkt alles. Hoorde ik in mijn Amsterdamse achtertuin de soundmix van wel dertig verschillende buren als een soort achtergrondruis, hier werd het geluid van slechts één fluitende buurman me bijna te veel.

Derde oog
Ook in mijn destijds net aangeschafte geweldige maar onooglijke ‘Suzuki Wagon R’  (zo eentje met achterin plek voor twee rolstoelen), detoneerde ik compleet tussen de BMW’s, Range Rovers en de Tesla’s. En toen er op een dag zo’n ‘moeder’ naast mij uit haar kekke Mini Cooper stapte, hoorde ik mezelf vertellen dat ik er ‘zelf-ook-écht-zo-eentje-ooit-had-gehad’. Niet dat het niet waar was, maar wat wilde ik bewijzen? My God, how low could I go!
Tegelijk wilde ik ook helemaal nergens bij horen, want als ik per ongeluk een paar keer in zo’n dorpse appgroep was beland, wist ik niet hoe snel ik mezelf daar weer uit moest verwijderen. Ik herkende mezelf niet meer. Volgens mijn man die van beroep acteur is, keek ik voortdurend met mijn ‘derde oog’; een term afkomstig vanuit de toneelwereld die staat voor de neiging van acteurs om tijdens het spelen van een rol zich te veel bewust te zijn van zichzelf, waardoor het spel onnatuurlijk wordt. ‘Sluit dat derde oog toch! Doe gewoon lekker jezelf.’

Op een dag kwam er een vriendin met een boekje: Het klavertje vier (van schrijvers Álex Rovira Celma en Fernando Trías de Bes). Het bleek een inspirerend verhaal dat de sleutel tot geluk onthult. De kracht van dit (van origine Spaanse) sprookje voor volwassenen, ligt net zoals bij De alchemist (van Paulo Coelho) in de simpele en effectieve boodschap. Het is een zoektocht naar geluk, waarin de lezer aan de hand van de tien regels voor geluk een basislevenshouding krijgt aangereikt die iedereen gelukkig kan maken. Dus waarom mij niet? Het verhaalt over de tovenaar Merlijn die alle ridders bijeen roept om in het betoverde bos op zoek te gaan naar een klavertje vier. Het zal onbegrensd geluk brengen aan diegene die het vindt. Twee ridders gaan tenslotte de uitdaging aan. Eentje gaat voor de quick fix en zoekt met de intentie om het zo snel mogelijk te krijgen. De ander gaat op zoek naar manieren om het klavertje te laten ontstaan. De laatste ridder trekt tenslotte aan het langste eind. Kort samengevat: geluk creëren ontstaat door zelf de juiste omstandigheden te scheppen en is dus alleen maar afhankelijk van jou.

Jump over the moon!
Vanaf dat moment werd ik letterlijk weer wakker geschud. Ik besefte ineens hoezeer ik opnieuw mijn denken, mijn ego (of ‘monster’, zoals ik dit zelf meestal noem) de leiding had gegeven en dus zelf in slaap was gesukkeld. Want natuurlijk lag het niet aan mijn omgeving, aan de mensen of aan de weilanden, maar aan mijn eigen perceptie.
Ook Mooji – één van de meest wijze en grappigste spiritual teachers die ik ken  – vermaande me al vele malen door mijn AirPods: Be the cow that jumped over the moon! Waarmee hij doelt op een Engels kinderliedje. Hierbij staat de koe metafoor voor ons ‘ware Zelf’ – ook wel ons ‘grote ik’ genoemd – en de maan voor onze psychologische mind, ons ‘kleine ik’, dat maar zeer beperkt kan denken. Want alleen het ware Zelf kan de mind doorzien en daardoor vervolgens overstijgen. Aan koeien en maanlicht hier in ieder geval geen gebrek om mij daar volop aan te herinneren.
Ondanks al deze inzichten hebben we toch nog een poging gedaan om ons huis te verkopen. Maar toen de koper het op het laatste moment liet afweten, wist ik wat me te doen stond: blijven! En zelf de omstandigheden scheppen. Zo kwam het dat ik eindelijk ben gaan doen wat kennelijk de bedoeling was: mijn eigen praktijk beginnen waarin ik nu anderen help om over hun moon te jumpen. Eerst aan de keukentafel en inmiddels in een eigen ruimte, ons voormalige tuinhuis; the greenhouse. Sinds vorig voorjaar ligt er nu ook een moestuin naast. Ik heb er (nog) geen klavertje vier weten te oogsten, maar wel uien, courgettes, sla en broccoli. Zowel mijn praktijk als onze moestuin groeien en bloeien, een vriendin van ons uit de buurt bakt ons dagelijks brood en met de komst van de nieuwe Noord/Zuidlijn geniet ik nog makkelijker van the buzz van de stad. Gelukkiger gaat het niet worden.

P.s. WILD WILD WATERLAND
Geloof het of niet: nadat ik aan bovenstaand verhaal een punt had gebreid, vlogen hier nog geen paar uur later de kogels door de lucht! Onze vredige weilanden waren ineens het podium van de grootste klopjacht sinds de diamantroof in 2005. Het was wereldnieuws en daardoor staat Broek nu ineens op de kaart als toch nog bést een beetje buzzing and booming.