Interview Renate Dorrestein
/Renate Dorrestein (55) wist van jongs af aan dat ze schrijfster wilde worden. Ze regelde haar eigen opleiding door direct na het Gymnasium als leerling-journaliste bij Panorama te gaan werken en daarna als freelancer ook voor andere weekbladen. Haar jarenlange ervaring als verslaggeefster legde de basis voor haar latere schrijfstijl. Inmiddels is ze één van de meest succesvolle schrijfsters van Nederland en heeft ze meer dan twintig boeken op haar naam staan.
Waar geloof je in?
‘In de chaos. Het is onze eigen behoefte om aan alles zin of betekenis te ontlenen. Zo hoor je mensen vaak zeggen: ‘zie je wel, toeval bestaat niet’ of men gelooft dat overal een reden voor is. Deze levenshouding kan ertoe leiden dat je je behoorlijk in je vingers snijdt. Er zijn namelijk veel omstandigheden en gebeurtenissen in het leven die nu eenmaal niet verklaarbaar zijn. Die alleen maar ontredderend zijn en waar geen enkele winst valt te behalen. Wanneer je er dan niet in slaagt om daar een zekere ‘zin’ in te zien, ga je je nog een sukkel voelen ook. Dat vind ik dus de grootst mogelijke nonsens. Ik ga ervan uit dat alles chaos is. De ene keer rolt het balletje linksom en de andere keer rechtsom.’
God is chaos’ zeg je ook ergens. Geloof je in God?
‘Als je om je heen kijkt in de wereld kan je niet anders dan vaststellen dat alles zeer ongelijk verdeeld is. Dat er weinig sprake is van gerechtigheid en eerlijkheid. Daar zit duidelijk geen plan op. Dat wil niet zeggen dat God niet bestaat. In mijn beleving is er heel duidelijk een goddelijk beginsel. Ik geloof zeker in een hogere macht, maar niet in de rooms katholieke zin, zoals ik ben opgevoed. Wel ben ik heel erg gecharmeerd van alle rituelen rondom leven en dood die in de katholieke kerk toch onovertroffen zijn. Als kind zat ik op een nonnenschool voor meisjes, waar ik heerlijke herinneringen aan bewaar. God zie ik in ieder geval niet als degene die alles van boven bestuurt. Ik ervaar Hem meer als troost en kracht. Nee, ik ben geen kerkganger, wel een fervent bidder. Iedere ochtend wanneer ik wakker word. Alleen al omdat ik de nacht ben doorgekomen en voor het feit dat er weer een nieuwe dag is. Dat vind ik telkens toch een cadeau. Het mooie van bidden is dat je in staat bent om je over te geven en dat het je dankbaar stemt. Overgave en dankbaarheid zijn de meest heerlijke en krachtige emoties.’
Is dit het resultaat van voortschrijdend inzicht?
‘Absoluut! Dit dacht ik niet toen ik dertig was. Wanneer je jong bent denk je altijd in een opgaande lijn. Dan moet je je plek onder de zon veroveren en zoals de antroposofen zo mooi zeggen: ‘jezelf uiteenzetten met de wereld.’ Je stormt het leven tegemoet en wilt altijd meer. Dat verandert naarmate je ouder wordt. Dan komt er een omslagpunt en ik denk dat - met name voor vrouwen - de overgang hier heel bepalend voor is. Deze begint meestal pijnlijk en akelig, want je veroudert ineens heel snel en gaat over naar een staat van onzichtbaarheid. Alles waarvan je dacht ‘dat zal mij niet gebeuren’ en ‘zo ver zal ik het niet laten komen’ gebeurt toch. Alsof je lichaam je in de steek laat. Een onthutsende ervaring. De bijna puberale vorm van onzekerheid die hieruit voortkwam, nekte mij nog het meest in die periode. In onze maatschappij draait alles toch om jeugd, schoonheid en actie. Om de maakbaarheid van het bestaan. We kunnen onszelf slecht verstaan met de inherente imperfectie van de hele schepping. Maar uiteindelijk, toen ik die vreselijke overgang achter de rug had, kon ik ineens zien dat het me iets waanzinnigs had opgeleverd. Alsof ik nu eindelijk -zonder al die ruis - de connectie met mijn ziel kon maken. Ik werd niet meer door mijn uiterlijk voortgejaagd en kreeg de beschikking over een andere motor. Vanaf het moment dat ik als het ware in deze nieuwe staat van zijn kon zakken, voelde ik me bevrijd en kon ik ervan gaan genieten. Ik ben nu blij dat ik me op andere zaken kan focussen en heb daarnaast het gevoel dat ik nu alles aan het oogsten ben van wat ik vroeger heb gezaaid.’
En geldt dat ook voor de Liefde?
‘Ach de liefde. Ondanks de vele vormen, koester ik mijzelf toch het allermeest in mijn vriendschappen met kinderen. Nee, zelf heb ik geen kinderen. Het moederschap leek me niets voor mij, omdat je met je eigen kinderen altijd een agenda hebt. Dat is je taak en plicht als ouder. In mijn vriendschappen met kinderen zie ik mezelf van mijn meest onbaatzuchtige kant, daarom zijn ze zo’n bijzonder deel van mijn leven. Ik heb een rol in hun leven mogen spelen als die belangrijke volwassen buitenstaander die voor een kind zo onmisbaar is. Ik nam ze zoals ze waren. Sommigen zijn inmiddels volwassen, maar vinden het nog steeds leuk om met me op te trekken. Dat is iets waar ik mezelf heel gelukkig mee prijs.’
Waar hoop je op?
‘Hoop is een gevaarlijk iets. Ik moet altijd denken aan wat Gerrit Achterberg hierover schreef: ‘De hoop is een krijtwit kind, dat lacht tegen de rover die het slacht.’ Hoop kan je ergste vijand worden wanneer je je erop blind staart. Dan kan je erin gegijzeld worden. Maar het is nu eenmaal een menselijke behoefte om op iets te hopen. Als ik dan toch ergens op moet hopen is het dat ik niet hetzelfde hoef te eindigen als mijn moeder. Zij werd vier jaar voor haar dood getroffen door een herseninfarct, waardoor ze op slag dement werd. Ik mag hopen dat ik – zolang ik leef – mijn kop erbij mag houden.'